Zeepaardjes

Heevis heeft nu Zeepaardjes die diepvriesvoer accepteren !!


Beschrijving:

De zeepaardjes (Hippocampus) vormen een geslacht van vissen uit de familie Syngnathidae van de orde zeenaaldachtigen (Syngnathiformes).
De wetenschappelijke naam Hippocampus komt uit het Oudgrieks (hippos: paard, kampos: zeemonster) en verwijst naar het Griekse mythische wezen hippocampus.

Het lichaam van een zeepaardje is zijdelings afgeplat; de kop lijkt wel op die van een paard en heeft een lange snuit.
De buik is bol, de staart is lang en oprolbaar, en kan als grijporgaan worden gebruikt.
Een staartvin ontbreekt. Zeepaardjes hebben geen schubben maar rijen knobbels of stekels, beenringen genoemd.
Hierdoor heeft een zeepaardje zowel een inwendig als uitwendig skelet, en is voor veel dieren te hard om op te eten.
Een zeepaardje zwemt rechtop, en beweegt langzaam.
De rugvin wordt gebruikt voor stuwing. De borstvinnen, die erg hoog geplaatst zijn, vlak achter de kieuwdeksels, worden gebruikt om te sturen.
De beide ogen kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen zodat niet het hele lichaam gedraaid hoeft te worden om iets te volgen.
Ook kunnen zeepaardjes van kleur veranderen, en zelfs patronen en tekeningen aannemen.

Er zijn 49 soorten[1] benoemd, die in grootte variëren van 2 cm (Hippocampus zosterae) tot meer dan 30 cm.
Er zijn blauwe, groene en knalgele soorten, maar de meeste zijn bruingroen van kleur.
Hiermee valt een zeepaardje niet op tussen de waterplanten waartussen ze leven.
Met de staart grijpen zeepaardjes zich vast aan wieren, zeegrassen of koralen.
Vaak hangen ze met de staart gekruld om een houvast mee te deinen met het water.


Leefgebied:

De meeste zeepaardjes leven in warmere tropenwateren.
Twee soorten komen voor in de Noordzee; het kortsnuitzeepaardje (Hippocampus hippocampus) en het langsnuitzeepaardje (Hippocampus ramulosus).
Met enige regelmaat wordt die laatste soort gevonden in Nederland en België.
In april 2007 werden in de monding van de Britse rivier de Theems voor het eerst in dertig jaar zichzelf voortplantende kortsnuitzeepaardjes aangetroffen.
In de Oosterschelde zijn al meerdere exemplaren gevonden en ook in het Duitse deel van de Waddenzee.


Voedsel:

Een zeepaardje heeft geen tanden en kan het voedsel dus niet vermalen.
Door de kleine mondopening kunnen geen grote prooien verorberd worden.
Hierdoor moet voortdurend gegeten worden om aan voldoende voedsel te komen.
De meeste soorten eten voornamelijk kleine kreeftachtigen of andere kleine diertjes zoals vislarven.
Afgezien van krabben heeft het zeepaardje maar weinig vijanden; hij is te graterig.


Voortplanting:

De voortplanting van zeepaardjes is opmerkelijk, de ontwikkeling van de eieren gebeurt namelijk in een broedbuidel op de buik van het mannetje.
Voor de paring wordt een uitgebreide paringsdans gemaakt waarbij ook de kleuren vaak veranderen.
Het vrouwtje brengt tijdens de paring, waarbij de staarten van een koppel verstrengeld zijn, de eicellen in kleine aantallen tegelijk in de buidel, waarna het mannetje ze bevrucht met zijn zaad.
Het mannetje beschermt de embryo's in de buik tot deze zelfstandig kunnen leven waarna ze de buidel verlaten.
Er zijn wel meer diersoorten, ook vissen, waarbij de man de jongen verzorgt, maar bij een zeepaardje vindt zelfs de bevruchting in het mannetje plaats, wat uitzonderlijk is.
Zeepaardjes zijn monogaam, althans, bij enkele soorten kan na een cyclus van bevruchting en uitbroeden wel van partner worden gewisseld.

Aangezien het mannetje belast is met het uitbroeden van de jongen, kan het vrouwtje direct weer beginnen met het produceren van nieuwe eitjes.
Het omgekeerde rollenpatroon leidt er ook toe dat bij deze dieren de vrouwtjes met elkaar wedijveren om de gunst van de mannetjes.
Bij de meeste dieren vechten de mannetjes juist om de vrouwtjes, zeker bij vissen.

Voor de verschillende zeepaardjes klik hier.